Blog: Ondergrondse schoonheid
Geen enkele bol, knol of wortelstok is gelijk. Dat maakt het werken met deze plantengroepen ook zo interessant. Alliumbollen splitsen zich, aan de gladiolenbollen komen tientallen klisters en de piepkleine wortelstokjes van de anemonen kun je breken, ieder minuscuul stukje is voldoende voor een nieuwe pol anemonen. Bollen, knollen en wortelstokken is een verzamelnaam voor planten, waarvan de voedselvoorraad zich bevindt in de ondergrondse delen. Bij bollen, zoals tulpen en narcissen zit de aanleg van de bloem in de kern van de bol. Snij je de bol doormidden dan zie je de bloem al zitten. Om die kern zitten de rokken, een witte vlezige substantie, waarin het voedsel is opgeslagen. Denk aan een ui. Na de bloei is de bol leeggezogen. Hij wil nu zo snel mogelijk zorgen voor nageslacht en begint dus vliegensvlug zaad te maken. Dat kost zoveel energie dat de bol krimpt en het jaar erop wél blad, maar geen bloem produceert. Daarom doe je er goed aan de uitgebloeide bloemen te verwijderen. Het loof laat je zitten want dat zorgt juist voor groei van de bol en daarmee voor een nieuwe bloem in het volgende jaar. Er zijn natuurlijk wel méér factoren van invloed op een rijke en meerjarige bloei, zoals standplaats, hoeveelheid zon en voeding in de grond. Boshyacinten staan graag in de schaduw, maar dahlia’s hebben veel zon nodig. In de regel doen kleine bolletjes het beter op voedselarme grond. Bij aankoop van bollen wordt vaak een bepaalde plantdiepte geadviseerd. Dat is echter niet zo belangrijk. Eenmaal geplante bollen zoeken van nature zelf de diepte op waarin ze zich het lekkerst voelen. Een uitzondering vormen de narcissen die minstens 20 cm diep geplant moeten worden. Dit om te voorkomen dat ze aangevreten worden door de larven van de narcissenvlieg. Bij knollen zit het voedsel voor de gehele plant opgeslagen in een vlezige knol of verdikte stengel, die uit één geheel bestaat. Dat is goed te zien als je de knol doormidden snijdt. Voorbeelden zijn dahlia’s, begonia’s, cyclamen, gladiolen en krokussen. Jazeker, een krokus is geen bol, maar een knol. Een knol kan allerlei vormen hebben, van rond tot plat, van glad tot ruw met uitsteeksels. Sommige knollen hebben meerdere groeipunten, zoals de dahlia en de aardappel. Vermeerdering vindt plaats door kleine knolletjes, zoals bij krokussen of door zaad, zoals bij cyclamen. Bij wortelstokken zit het reservevoedsel opgeslagen in langwerpige verdikkingen van de wortels, de zogenaamde rhizomen, die horizontaal en als een kluwen door elkaar heen groeien. Vermeerdering vindt plaats door er stukken af te breken en die opnieuw te planten. Bekende voorbeelden zijn bosanemonen, irissen, gember en lelietjes-van-dalen. Eén van de kleinste bollen is de rhodoxis, vaak niet groter dan een flinke speldenknop. De grootste bol? Een tien jaar oude crinum die vijf kilo weegt. Er speelt zich heel wat af onder de grond. Je daarin verdiepen, verveelt nooit.
Betsy
Geplaatst op 27-10-2018